Blankenham kreeg in 1418 een eigen kerk, een dochterkerk van IJsselham. De naam Blankenham is afgeleid van de stichter van de kerk, bisschop Frederik van Blankenheim. In 1818 werd Blankenham afgesplitst van Kuinre. Tot de opheffing van de gemeenten Kuinre en Blankenham in 1973 hadden ze steeds dezelfde burgemeester.
—
Bron:
http://www.stellingwerven.dds.nl/dorpen/blankenham/blankenham.htm
Blankenham
De ontstaansgeschiedenis van Blankenham is nauw verbonden met de geschiedenis van IJsselham. Bij de geschiedenis van dit dorp valt te lezen, dat het oorspronkelijke IJsselham als het ware in tweeën werd gesplitst, waarbij een gedeelte van het dorp zich naar het oosten verplaatste en een gedeelte naar het westen. Op de achtergronden van deze verschuiving wordt bij de geschiedenis van IJsselham ingegaan. Uit de hoeven die naar het westen werden verplaatst ontstond de buurtschap ‘in den Hamme’. Later werd dit Blankenham genoemd naar Frederik van Blankenheim, bisschop van Utrecht, die op 26 juni 1418 de Blankenhammigers het recht gaf een eigen kerk te stichten toen de buurtschap zich in 1418 van IJsselham afscheidde omdat ze op grote afstand van hun parochiekerk in IJsselham woonden. (1) Voorts bepaalde de bisschop, dat het collatierecht van de parochiekerk aan de fabrieksmeesters van de nieuwe kerk en aan de pastoor van IJsselham toekwam. (2) De kerk was in 1571 aan St Nicolaas gewijd. Er was hier voor de Reformatie een vikarie van O. L. Vrouw, waarvan de Bedienaar door de parochianen werd aangesteld, en die gehouden was woensdag en zaterdag een mis te lezen. Voorts was er nog een kerkdienst van St. Antonius, waarvan de bedienaar ook door de gemeente verkozen werd en die op dinsdag een mis moest lezen. Over deze vicariën schijnt zich omstreeks 1550 een conflict te hebben voorgedaan. Op 16 augustus 1550 is er een mondelinge oproeping (citatie) van Joachimus Johannis, priester der St. Jans-orde te Jeruzalem, ten verzoeke van Joachimus, zoon van Joachimus Sticker, uit hoofde van onrechtmatige inbezitneming der vicariën op de altaren, gesticht ter eere van de Maagd Maria en St. Anthonius in de parochiekerk van Blanckenham. (3)
Van der Aa zegt over de situatie omstreeks 1850: Blankenham beslaat een oppervlakte van 1708 bunder en telt 48 huizen, bewoond door 260 inwoners die hun bestaan vinden in veenderij en veehouderij. Volgens van der Aa zijn er dan 240 hervormden en 20 katholieken, die tot de statie van Kuinre worden gerekend. De watervloed van Februari 1825 richtte in Blankenham grote schade aan. De zeedijk werd op zes plaatsen doorbroken en op andere plaatsen sterk vernield. Daardoor spoelden van de 35 destijds in de gemeente bestaande huizen 16 geheel weg. De andere huizen werden onbewoonbaar. De mensen beschikten over te weinig vaartuigen om te vluchten. Sommigen konden een hooischelf bereiken en daarop gezeten de vloed overleven. Maar 28 menschen verloren het leven En het rundvee, uit 1060 stuks bestaande, evenals 52 paarden , 122 schapen en 16 varkens, verdronk tijdens de overstroming. (4)
Tot 1973 was het dijkdorp Blankenham een eigen gemeente met een wapen. In 1973 werd Blankenham bij de gemeente IJsselham gevoegd. Thans behoort Blankenham tot de gemeente Steenwijkerland. Er is over dit dorp ook het nodige op internet te vinden.
Blankenham komt op deze website ook ter sprake bij de overstromingen van oa 1825.
(1) Kok 1958 noemt als bronnen voor de stichtingsakte van Blankenham: Muller F zn 1917 1267, waar de stichtingsoorkonde tussen 1393 en 1423 gedateerd wordt, en van Doorninck 1857, op het jaar 1874, p 233, waar als stichtingsdatum 1420 opgegeven wordt.
(2) Kok 1958
(3) B.M. de Jonge van Ellemeet. Institutien, Proclamatiën en Collatiën van den Aartsdiaken van St. Marie in het Decanaat Drente. In: Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht. Twee en veertigste deel. Utrecht. Wed. J.R. van Rossum, 1916 blz 285
(4) Van der Aa 1852 deel 2 blz 436